Zes tot negen jaar

(Op mijn eigen paard, voorjaar 2005)

Deze periode van mijn leven was natuurlijk een heel spannende. Dit was namelijk een tijd van vele veranderingen en nieuwe uitdagingen. Zo begonnen de lessen in groep drie en kreeg ik te maken met veel nieuwe schoolvakken. Door mijn ervaringen in de kleuterklas, zoals het ontwikkelen van een goede pengreep, kon ik al vrij goed meekomen in de groep drie. Een goede motoriek is natuurlijk een voorwaarde voor het leren schrijven. Wat ik voornamelijk heel indrukwekkend vond van de overgang van kleuters naar schoolkind, was het feit dat er niet langer meer werd gewerkt met ‘’hoeken.’’ Er werd nu van je geacht stil te zitten in de les en je aandacht erbij te houden. Dit bleek nog lastiger dan gedacht!

Motorische ontwikkeling
Een van de dingen die mij zelf is bijgebleven van toen ik ongeveer zeven jaar oud was, was het feit dat we nu veel meer zelf mochten doen tijdens het knutselen. Ik was altijd dol op het maken van de lampionnen voor Sint-Maarten, maar nu mocht je ook echt zelf het in de eigen hand nemen! Zo vond ik het heel gaaf om alles zelf te mogen knippen met de schaar. Ze gaven niet langer duidelijke voorbeelden, maar er werd geacht dat je zelf wist hoe je een cirkel moest knippen. Dit lukte ook nog eens! In de kleuterklas had ik vaak moeite met het tekenen van een cirkel, terwijl ik hem nu eerst kon tekenen en uit de losse hand kon uitknippen. Op deze manier kon ik nu zelf de boven- en onderkant van mijn vissenlampion knippen en in elkaar zetten. Mijn fijne motoriek was er dus zeker op vooruit gegaan in een jaar tijd. Volgens deskundige Henk Schweitzer is dit een vaardigheid die moet worden beheerst vanaf zeven jaar. Kinderen worden dan geacht een 4 mm getekende cirkel uit te kunnen knippen. (Lems, 2015) Ik liep dus niet per se voor op dit gebied, maar volgde netjes de algemeen beschouwde richtlijnen voor de fijne motoriek.

De grove ontwikkeling heb ik in deze periode ook heel sterk ontwikkeld. Zo gingen mijn vriendinnen en ik op mooie zomeravonden vaak touwtjespringen op straat. Ik vond het geweldig om er in- en eruit te springen! Vaak draaiden mijn moeder en mijn buurvrouw aan de touwtjes, zodat wij ongestoord konden blijven springen. We bedachten ook steeds hogere moeilijkheidsgraden toen we eenmaal goed konden springen. Zo bedachten we onze eigen regels, en begonnen we liedjes te zingen tijdens het springen. Dit past precies bij de observatiepunten voor de grote motoriek van deze leeftijdscategorie. (Hooijmaaijers et al., 2016) We begonnen eerst met het simpelweg springen, om het steeds moeilijker te maken. Op het allerlaatst, op de leeftijd van acht of negen jaar, kregen we meer spelinzicht en regels. Hele avonden hebben wij gespendeerd op die straat! Natuurlijk gingen we ook wel eens in de regen naar buiten, maar over het algemeen deden we dit vaker in de zomer. Het was heerlijk om lekker lang op te blijven. Mijn moeder gaf aan dit ook erg gezellig gevonden te hebben! Terwijl wij lekker speelden, konden zij en de buurvrouw gezellig bijkletsen.

Sociaal-emotionele ontwikkeling
Een van de kenmerken van de emotionele ontwikkeling is het ontstaan van het rechtvaardigheidsgevoel. Dit heb ik zelf ook op een heel sterke wijze meegemaakt. Volgens Hooijmaaiers en al. (2016) komen kinderen in deze leeftijdsfase aan in het conventionele stadium, wat inhoudt dat kinderen aan de slag gaan met de regels van de wereld om hen heen. Kinderen worden zich dan bewust van de regels die er zijn, maar proberen deze ook op te rekken en andere regels vast te stellen. Mijn moeder noemde deze periode ook wel de ‘’uitprobeerfase’’ waarin ik haar af en toe tot waanzin kon drijven! Ik denk dat elk kind deze fase op den duur heeft gehad. Ik vroeg me vaak af waarom bepaalde regels waren zoals ze waren: waarom mocht mijn broer later naar bed? Op dat moment vond ik het absoluut niet eerlijk. Ondanks dat hier natuurlijk een legitieme reden achter zat, hij was ouder dan mij, wilde ik dit niet accepteren. In mijn ogen waren alle kinderen toch hetzelfde? Gelukkig gaven mijn ouders mij geen gelijk en moest ik dus mijn eigen bedachte regels bijschaven. In deze leeftijdsfase is het heel dubieus wat ‘goed’ gevonden wordt, en wat ‘fout’ is.  Dit is maar een enkel voorbeeld, maar zo zijn er veel meer ervaringen geweest. Uiteindelijk heb ik hiervan wel geleerd om niet klakkeloos dingen te accepteren, maar ook je eigen hersens te gebruiken. Kritisch zijn is goed!

Een sociaal aspect van deze leeftijdscategorie is het feit dat er echte vriendschappen ontstaan. In de kleutertijd kon je het over het algemeen met de meeste kinderen wel goed vinden, omdat je toch weinig rekenschap met elkaar hield. Volgens Hooijmaaiers en al. (2016) ontstaan vriendschappen op basis van loyaliteit en wederzijdse steun. Er was in deze periode ook veel sprake van het ontstaan van ‘’groepjes.’’ Volgens de eerdergenoemde bron zijn meisjes een stuk minder flexibel in het maken van nieuwe vrienden en voor mijn vriendengroep ging dat ook zeker op. Vanaf het begin van groep drie gingen we automatisch in kleine groepjes uiteen. Het was dan vanaf ongeveer groep vier ook niet acceptabel als iemand zich bij jouw groepje wilde voegen, ondanks dat de leerkracht hier veel op hamerde. Zo was er altijd een bepaald meisje dat zich bij ons speelgroepje wilde voegen, maar wij haar er niet bij wilden hebben. Vele jaren later heb ik me daar nog best schuldig over gevoeld! Op dat moment vonden we haar ‘’dom’’ en niet een van ons. Het leek dan ook niet meer dan normaal dat zij een ander groepje ging zoeken om bij te horen. Dit was natuurlijk niet aardig en zeker niet tolerant. De leerkracht probeerde wel om de groepjesvorming tegen te gaan, maar dit is haar nooit gelukt. Iedereen bleef bij zijn of haar vaste groep tot aan groep zeven.

Cognitieve ontwikkeling
De cognitieve ontwikkeling van deze leeftijdscategorie is een met vele kenmerken. Een van deze kenmerken is het feit dat de ontwikkeling van het geheugen behoorlijk hard gaat gedurende drie jaar. Kinderen leren op basis van ervaring, waardoor ze bepaalde gebeurtenissen en acties kunnen koppelen aan de gevolgen. Op deze manier ‘herinneren’ ze zich hoe je je in bepaalde situaties moet handhaven en hoe om te gaan met terugkomende problemen. (Hooijmaaijers et al., 2016) Zo heb ik bijvoorbeeld herinneringen aan de nieuwe wijze van lesgeven in groep vijf. We begonnen de rekenlessen met een terugblik naar de vorige les; hoe hebben we toen de rekenproblemen opgelost? Wat hebben we precies behandeld? Op deze manier werd je aan het denken gezet.

Vaak deden we ook nog een som van de vorige les voor op het bord, zodat iedereen het nog even voor zich kon zien. De leerkracht stimuleerde ons om de nieuwe sommen op dezelfde wijze aan te pakken. We hadden natuurlijk bepaalde strategieen al eerder toegepast, waardoor we snel konden teruggrijpen op die positieve ervaringen. Zo werd het makkelijker om de nieuwe sommen ook op te kunnen lossen. Helaas maakte dat de breukensommen niet makkelijker! Wel was het een slimme methode om ons zelf te laten nadenken over probleemoplossingen. Die akelige breuken bleven lastig.

Hooijmaaijers et al. (2016) concluderen dat kinderen tussen zes en negen jaar hun aandacht langere tijd op een activiteit kunnen gaan richten en deze vast kunnen houden. Er wordt hier voornamelijk aandacht geschonken aan de activiteiten waarbij de kinderen zich betrokken voelen; de activiteiten waarbij hun intrinsieke interesse ligt. Deze activiteiten zijn dan betekenisvol voor de kinderen, waardoor het makkelijker is om er aandacht op te richten. Vanaf de leeftijd van ongeveer zeven jaar worden kinderen in staat om ook hun aandacht te richten op activiteiten die hen niet bijzonder aanspreekt, zoals bijvoorbeeld de leerstof van school. Ik vond het persoonlijk altijd heel lastig om mijn aandacht bij saaie lesstof te houden. Vanaf groep vijf was ik enorm geïnteresseerd in de geschiedenislessen, maar de biologielessen vielen ver buiten mijn interessegebied. Toch was ik vanaf groep zes in staat om ook hier mijn best voor te doen. Bijvoorbeeld die keer dat we naar buiten gingen om insecten te vangen op het schoolplein: ik vond het totaal niet interessant (al die kriebelbeestjes!) maar ben toch een halfuur aan het zoeken geweest. Dit had ik in groep drie zeker niet kunnen doen! De aandacht die ik dus kon opbrengen voor extrinsieke interessegebieden was enorm toegenomen. Al vind ik nog steeds geschiedenis veel interessanter!