Kleutertijd

De eerste fase die ik wil beschrijven van mijn kindertijd is die van vier tot zes jaar. Dit was het moment dat ik voor het eerst na school ging om daadwerkelijk dingen te gaan leren! Ik was natuurlijk al wel twee jaar lang naar de peuterspeelzaal geweest, maar de grote school was toch echt een stapje hoger. Later meer over die basisschool.

Motorische ontwikkeling

(Mijn broer, zus en ik op Sinterklaasavond. Peutertijd.)

Ik kan mij nog precies herinneren wat ik dat jaar voor het Sinterklaasfeest kreeg; een supermooie strijkkralen set. Ik speelde hier veel mee op school en was dus al redelijk bekend met het principe. Het was prachtig om alle kraaltjes secuur op de vorm te leggen, waarna mijn moeder alle tienduizend werkjes mocht gaan strijken. Pas veel later besefte ik dat de kralen niet alleen bedoeld waren om je mee te vermaken; het droeg ontzettend veel bij aan mijn fijne motoriek. Mijn theorieboek (Hooijmaaijers, T., Stokhof, T., & Verhulst, F. (2016) p. 112) zegt het volgende over de fijne motoriek:

‘’Meisjes kiezen vaker en eerder voor het kleine priegelwerk, wat betekent dat ze meer oefening krijgen op klein motorisch gebied.’’

Voor mij was dit zeker waar. Ik koos heel vaak voor de kleine werkjes, waarbij er veel concentratie nodig was. De jongens in mijn klas, hoewel dat er maar drie waren, hadden nooit veel belangstelling voor dit soort activiteiten. Veel liever gingen zij aan de slag met ravotten of het construeren van gebouwen.

Mijn zus is een paar jaar ouder dan mij, waardoor ik veel van haar speelgoed uiteindelijk overnam om mee te spelen. Een voorbeeld hiervan is het ‘’meisjeslego’’, waarmee je de mooiste huizen en winkeltjes kon bouwen. Toen ik ongeveer zes jaar oud was, mocht ik van haar eindelijk meehelpen met haar lego. Met heel veel geduld gingen we samen de huizen in elkaar zetten volgens de bijgeleverde handleiding, waarna ik me er uren mee kon vermaken. Dit heeft ook zeker bijgedragen aan mijn fijne motoriek (het in elkaar zetten van de huizen d.m.v. kleine blokjes) en aan mijn hand-oog coördinatie. Hiermee wordt bedoeld dat je met het oog iets ziet en dat je daadwerkelijk een handeling kan verrichten die doeltreffend is om te reiken en te grijpen. (Hooijmaaijers et al., 2016) Vanaf de leeftijd van vijf tot zes jaar was ik in staat om de blokjes op een dusdanige manier te plaatsen, dat het huis stevig kon blijven staan. Ik wist welke handelingen ik moest verrichten om de handleiding zo precies mogelijk te volgen.

Mijn grove motoriek ontwikkelde zich natuurlijk op een heel andere wijze. Voor mijn vierde verjaardag, omdat ik immers nu bijna naar school mocht, kreeg ik een nieuwe fiets. Deze was een stukje hoger dan mijn oude, waardoor het weer een nieuwe uitdaging vormde. Het was een knalroze fiets van het merk Loekie. Vanaf ongeveer mijn derde levensjaar begon ik veel met oefenen, zodat ik hopelijk net zo goed kon fietsen als mijn broer en zus. Toen ik eenmaal die roze fiets kreeg voor de zomervakantie, was ik al redelijk vaardig in het fietsen. Mijn buurmeisje en ik fietsten tienduizend rondjes voor onze huizen langs, maar ik was wel heel erg trots op mijn vaardigheid. Ik kon namelijk al heel goed fietsen zonder de zijwieltjes, terwijl zij nog de steun nodig had. Er zit dus best wel veel verschil tussen de ontwikkeling van kleuters. Mijn buurmeisje en ik waren even oud, maar ik had mijn grove motoriek al iets beter ontwikkeld. Ik denk ook dat dit te maken heeft met de omgeving; mijn broer en zus fietsten natuurlijk al een aantal jaar naar de basisschool, waardoor ik graag mee wilde fietsen. De motorische ontwikkeling van kinderen kan dus gestimuleerd worden door de omgeving, maar ook zeker genetisch bepaald zijn. (Brouwers, 2010) Het ene kind pakt een bepaalde vaardigheid sneller op dan de ander. Desalniettemin bereiken ze allemaal hun doel! Zo heeft mijn buurmeisje ook zeker leren fietsen zonder zijwieltjes.

Sociaal-emotionele ontwikkeling
  Volgens mijn ouders was ik een best sociale kleuter. Hoewel je kleuters niet altijd sociaal kan noemen; veelal zijn kleuters voornamelijk op zichzelf gericht. Deze egocentrische eigenschap van de leeftijdsgroep betekent ook dat kleuters naast elkaar kunnen spelen, zonder dat er interactie tussen hen plaatsvindt. (Hooijmaaijers et al., 2016) Dit herinnerden mijn ouders zich nog goed. Ik speelde dus veel met mijn buurmeisje, maar het gebeurde vaak dat we helemaal ons eigen ding deden naast elkaar. Ik had een obsessie met het legohuis en de paarden van mijn zus. Vaak speelde ik hele verhalen na met die plastic paardjes, terwijl mijn buurmeisje bezig was met de barbies. Binnen die twee meter van elkaar werden er verhalen verzonnen, zonder dat we interactie samen hadden.

Zo gebeurde dit ook heel vaak in de poppenhoek. Dit was de populairste plek van het hele klaslokaal, waardoor het vaak dringen was om een plekje. Niemand van de kleuters in de hoek, waaronder mijzelf, speelden echt samen. De ene draaide de was, de ander kookte en een ander meisje bedacht dat het een ziekenhuis was voor de poppen.  Dit moet erg grappig zijn geweest voor de leerkracht om te observeren!

Een ander aspect van de sociale ontwikkeling is het spel. Volgens de psycholoog Piaget kan je kinderen indelen in verschillende fasen. De fase waar ik mij in de kleuterklas in bevond, viel onder de preoperationele periode. Volgens Piaget is in deze periode veel sprake van symbolisch spel, waarin kinderen ‘’doen alsof.’’ (Hooijmaaijers et al., 2016) Onder deze categorie vallen bijvoorbeeld ook rollenspelen. Zoals eerder genoemd had ik een obsessie met de poppenhoek, waar ik vaak de rol van moeder op mij nam. Ik nam zo ook de verschillende handelingen over die ik bij de rol van moeder vond passen. Zo kookte ik de heerlijkste gerechten voor de pop, streek haar kleertjes en las haar voor uit de prentenboekjes. Nog een voorbeeld is het feit dat ik dolgraag een ‘’juf’’ wilde spelen. Dan schoof ik meerdere tafeltjes en stoeltjes in een groepje, om vervolgens de poppen les te geven. In groep twee betrok ik ook vaak mijn ‘’vriendinnetjes’’ hierbij, die dan fungeerden als leerlingen of mede-leerkrachten. Het waren nog niet echte vriendinnen, maar veel van deze meiden behoorden op latere leeftijd nog wel tot mijn vriendenkring.

Cognitieve ontwikkeling
Een heel interessant kenmerk van deze leeftijdscategorie is een begrip uit de theorie van psycholoog Piaget. Zoals al eerder vermeld deelde hij de ontwikkeling van kinderen in, in verschillende fasen. We praten nog steeds over de kleuterperiode, die bij Piaget valt onder de preoperationele fase. Een vermogen dat Piaget dacht dat kinderen het niet bezitten op die leeftijd is conservatie. Conservatie houdt in dat een object niet wezenlijk verandert als zijn uiterlijk verandert. (Siegler et al., 2010) Een voorbeeld hiervan is water overgieten van een breed, laag glas naar een smal, hoog glas. Een kind in deze fase begrijpt wel dat het water nog steeds hetzelfde is, maar hij denkt dat er meer water is ontstaan.

Hier heb ik een heel leuk persoonlijk voorbeeld van. Iedereen kent wel de beroemde kinderfeestjes, waarin je leuke dingen gaat doen en vervolgens afsluit met patatjes en limonade. Op het verjaardagsfeestje van mijn vijfde verjaardag kreeg ik iedereen de mooie plastic bekers van Ikea. Na enkele discussies over welke kleur iedereen wilde, ging iedereen tevreden zijn aardbeienlimonade opdrinken. Precies op dat moment kwam mijn oudere broer naar buiten met precies dezelfde beker. Hij was niet helemaal hetzelfde; deze beker was hoger en smaller van vorm, wat hij veel fijner vond om uit te drinken. Als je dit zo leest kan je natuurlijk al voorspellen wat er gebeurde. Ik vond dat mij persoonlijk onrecht werd aangedaan op dat moment! Hij schonk de limonade uit de schenkkan in zijn eigen beker. In mijn ogen was dat natuurlijk ontzettend oneerlijk; waarom mocht hij meer drinken als ik? Mijn vader probeerde heel geduldig uit te leggen dat er precies dezelfde hoeveelheid inging, maar zoals Piaget al beaamde geloofde ik daar niets van. Uiteindelijk hebben we het maar gewoon gegooid op het feit dat mijn broer ouder was, en dus meer drinken nodig had. Na deze verhitte discussie accepteerde ik die argumentatie. Vrolijk, maar wel een beetje verward, begonnen we met het eten van de patatjes en frikandellen.

Een ander aspect van ontwikkeling in deze periode is de taalontwikkeling. Ik was al heel jong goed in staat om mijzelf uit te drukken en correcte zinnen te formuleren. De mondelinge taalvaardigheid was goed. Hoewel mijn favoriete gedeelte van de taalontwikkeling, de geletterdheid was. Vanaf jongs af aan vond ik het ontzettend gaaf om voorgelezen te worden.
In de kleuterklas had ik een ontzettende leuke leerkracht die de kinderen ook erg stimuleerde om zelf met boekjes bezig te gaan. We hadden verschillende thema’s die zij koppelde aan ‘’verteltafels’’, wat bijdroeg aan het verhaalbegrip. (Hofstede, 2018) De omgeving stimuleerde mij dus ontzettend veel, waardoor ik al heel vroeg zelf begon met lezen. Ik had over het algemeen gezien een veel hoger startniveau in groep 3 dan mijn klasgenootjes. Terwijl zij bezig waren met de befaamde ‘’maan-roos-vis’’ methode, was ik door mijn vroege ontwikkeling als kleuter, al heel vroeg in staat om de meer uitdagende boekjes te lezen. Op deze manier bleef ik het ook leuk vinden: ik kreeg genoeg uitdaging.