Een literaire reis
Literatuur heeft altijd een groot deel uitgemaakt van mijn leven. In dit persoonlijke magazine besluit ik deze literaire reis van de afgelopen twintig jaar te herbeleven. Deze opdracht heb ik met beide handen aangepakt, handen die behoorlijk geschuurd zijn door het vele lezen, en vond het interessant om te kijken welke verhalen en bladzijden zijn blijven hangen uit het (verre) verleden. Ik hoop dat deze reis door de boeken heen zich in de toekomst nog veel verder zal uitstrekken, want in mijn beleving kan een persoon nooit te veel lezen in zijn leven.
Dit is een kort stuk van een bijzonder lange biografie, die nog bij lange na niet volledig is.
Mijn reis op weg naar fictie begon al toen ik heel erg klein was. Mijn beide ouders zijn fervente lezers en wilden graag de avonturen met mij delen; zelfs voor dat ik hier zelf inbreng in had. Het waren zo veel verschillende boekjes dat alle titels een beetje door elkaar gehusseld zijn, maar sommige (prenten)boeken zijn blijven hangen in mijn geheugen of die van mijn ouders. Een boekje dat zijn titel niet verloren heeft door de jaren heen was Het Muizenboek, geschreven door Clinge Doorenbos. Mijn ouders lazen mij ontzettend graag voor en deden dit in mijn peuterjaren meerdere keren per dag. Ik smeekte vaak of ze dit verhaal nog een keer wilden lezen, zodoende is dit verhaal blijven hangen. Het Muizenboek ging over een muizenfamilie die trip-trap-trap door het hele huis heen trippelden om grootse avonturen te beleven. Ik kon nooit genoeg krijgen van de aandoenlijke muisjes, maar hé, wie zegt dat ik dat nu wel krijg?
Karakteriserend voor deze periode is het feit dat ik begon met pseudolezen. Dit begrip houdt in dat er sprake is van het imiteren van het voorleesgedrag van de ouder. Een ontwikkeling is dan gaande, waarbij kinderen verschillende vormen van leesgedrag bestuderen en deze in zich opnemen. Hierdoor ontdekken kinderen de functie van woorden en realiseren ze zich dat een verhaal precies vastligt in het boek. (Huizinga & Robbe, 2013)
Mijn ouders gaven aan dit imitatiegedrag heel goed te herkennen. Hoe vaker zij een boek aan mij voorlazen, hoe beter ik het boek letterlijk kon voorspellen en navertellen. Vaak kopieerde ik de gekke stemmetjes van mijn ouders, waardoor ik bekend werd met bijvoorbeeld de emoties van personages in een boek.
Een boek waar ik op iets latere leeftijd uit werd voorgelezen, toen ik al ver voorbij het stadium van pseudolezen was, heette ‘’Het eendje dat stiekem Jakkiebah heet’’ geschreven door Peter Roorda. Een forse titel voor een geweldig boek. Het was een samenbundel van creatieve uitingen over een eendje die allerlei avonturen beleefde, maar stiekem ook een beetje onhandig was. Mijn favoriete verhaal in dit boek was ‘’Je mag niet in mijn vriendjes happen!’ Hierin maakt het eendje, dat stiekem Jakkiebah heet, duidelijk aan de ooievaar dat er niet in zijn vriendjes gebeten wordt.
Het mooie aan dit kinderboek is het feit dat in elk verhaal een soort verborgen boodschap zit, die kinderen onbewust meekrijgen door naar het verhaal te luisteren. Vaak vatte mijn moeder het boek dan ook samen op het einde met vragen als ‘’Waarom vond Jakkie dat niet leuk, denk je?’’ Als student besef ik nu dat mijn moeder bezig was het stellen van leervragen; vragen die voortkomen uit een activiteit en die leiden tot actief leren. (Hofstede, 2018)
In mijn geval was dit het toekennen van emoties aan Jakkie, en het begrijpen van persoonlijke beweegredenen om in te grijpen in de situatie.
Na enkele jaren van luisteren naar verhalen wilde ik dolgraag zelf kunnen lezen. Niet langer wilde ik mijn ouders imiteren, maar hen juist zelf voorlezen voor het slapen gaan. Dit hield niet in dat zij stopten met voorlezen, maar dat ze mij de kans gaven om ook mijn eigen leesvaardigheid te ontwikkelen.
Op school waren we spelenderwijs al lang begonnen met de eerste fase van ontwikkeling, namelijk de beginnende geletterdheid. In deze fase werd er bijvoorbeeld gewerkt aan verhaalbegrip, de relatie tussen gesproken en geschreven taal, het taalbewustzijn, het alfabetische principe en het functioneel lezen en schrijven. (Hofstede, 2018)
Ik had een ontzettend leuke leerkracht in de kleuterklas, die vaak gebruik maakte van verteltafels (wat bijdroeg aan het verhaalbegrip) en het maken van informatiebordjes in de verschillende hoeken. Zo hadden we door het jaar heen verschillende thema’s en werden de begrippen aan de muur gehangen die te maken hadden met het desbetreffende thema. Zo leerde je bijvoorbeeld in de winkelhoek hoe de boodschappen heetten en waar deze voor gebruikt konden worden. Dit droeg bij aan het leren van de functie van taal.
De leerkracht in kwestie kon ook heel goed voorlezen, en pakte vaak boeken die te maken hadden met het thema van de periode. Vaak waren dit mooie platen over de verschillende seizoenen of verhalen over de meest gezellige feestdagen. S’ochtends startten wij meestal in de kring met een klein verhaal, of las ze voor in de pauze tijdens het fruit eten.
Ik was een snelle leerling die het lezen zich snel eigen maakte. Zo beheerste ik aan het begin van groep 3 al het gewenste niveau van midden groep 3, dat zo rond de kerstdagen verwacht werd. Dit hield in dat ik vaak ook leukere boeken mocht pakken dan mijn klasgenoten, die nog lang bezig waren met de ‘’maan-roos-vis’’ boeken. Deze vond ik uiteraard niet veel aan. Elke week stopte voor onze kleine dorpsschool de befaamde Bibliobus, waar je dan met je klas of ouders naar toe mocht voor nieuwe boeken. Hier koos ik niet alleen boeken uit om zelf te lezen, maar ook spannendere boeken die mijn ouders konden voorlezen. Zo lazen zij mij voor uit de Virgilius van Tuil boeken, geschreven door Paul Biegel. Deze boeken kon ik uiteraard nog niet zelf lezen in deze periode, maar heb ze later wel allemaal opnieuw zelf gelezen. Deze serie hebben wij bijna compleet in de boekenkast staan, hoewel er een aantal ontbreken; mijn zus leest ze momenteel voor aan haar zoontje van zes.
Zo zie je maar weer dat boeken geen leeftijd hebben; de verhalen blijven even magisch en amusant als ze vijftien jaar geleden voor mij waren.
Twee jaar voorruit in de basisschooltijd. Inmiddels haalde ik elk jaar supergoede resultaten voor de taal en spellingtoetsen (laten we het niet over rekenen hebben) en verslindde het ene boek na het andere. In deze groep ontdekte ik een nieuw genre van verhalen, namelijk de griezelverhalen. Mijn zus had enkele jaren eerder de ‘’Kippenvel’’ boeken verzameld, waar ook een junior versie van was. Ik vond het fantastisch om voor het slapen gaan de spannende boeken te lezen, die mijn klasgenoten meestal niet eens open durfden te slaan. Eentje die mij is bijgebleven van de junior serie is Help, hij leeft!’ van R.L. Stine. Dit boek zorgde ervoor dat alle poppen van mijn kamer werden verbannen en er de komende twee jaar niet meer inkwamen. Mijn zus was tevens zo vriendelijk om ook het filmpje hiervan te laten zien, wat enkele maanden aan nachtmerries heeft opgeleverd. Desalniettemin was ik dol op de horrorverhalen, al waren niet al mijn klasgenoten even enthousiast gedurende de boekbesprekingen. Ik zie er nu al naar uit om deze boeken aan mijn neefje te geven!
Later ging ik over op de oudere versie van de Kippenvel boeken, maar al snel had ik de hele serie gelezen en waren er geen nieuwe meer te krijgen. De boeken van Paul van Loon vond ik te saai en ik was niet geïnteresseerd in boeken die zich afspeelden in ‘’onze’’ wereld.
Zodoende kwam ik terecht in de wereld van de historische fictie.
Van der Kooij schrijft over historische fictie binnen de jeugdliteratuur het volgende:
Leerlingen hebben er behoefte aan om via voorlezen en (na)vertellen te worden ‘ingeleid’ in hun reis. Via het historische verhaal kruipen ze in de schoenen (of de huid) van mensen uit vroegere tijden en krijgen ze een idee hoe het was om toen te leven. (Van der Kooij, 2012, p.285)
Sinds ongeveer het begin van groep 7 heb ik de wereld van historische fictie nooit verlaten. De lessen geschiedenis op de basisschool werden nooit heel erg boeiend gebracht, waardoor vele andere leerlingen snel de aandacht en liefde voor het vak verloren. Vanaf het begin ging mijn gezin elk jaar op vakantie naar een historische bestemming, waardoor ik geleidelijk aan kennis maakte met de verschillende tijdvakken. Zo kreeg ik bijzonder veel interesse voor bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog na een vakantie in Normandië. Vanaf groep zes raakte ik geïnteresseerd in de boeken van Thea Beckman, denk aan Geef me de ruimte en Kruistocht in spijkerbroek. Ik vond het fantastisch om mij te kunnen verplaatsen in een andere tijd, plaats en ruimte. Zoals genoemd door van der Kooij was het interessant om mij te kunnen verplaatsen in de schoenen van een heel ander persoon. Ondanks dat ik destijds niet veel voorkennis had over de Honderdjarige oorlog raakte ik gefascineerd door de gebeurtenissen die de hoofdpersonen meemaakten. Na de trilogie gelezen te hebben meende ik mijzelf dan ook een expert op het gebied van de Engelse -Franse oorlog, wat waarschijnlijk alleen waar was in vergelijking met mijn leeftijdsgenoten.
Ik had zoveel liefde voor de kruistocht die Dolf meemaakte in Kruistocht in Spijkerbroek, dat ik zelfs auditie mocht doen voor de musical op elfjarige leeftijd. Ik mocht helaas niet doorgaan, maar een heuse ervaring heb ik mooi meegenomen. Wat was het gaaf geweest als ik mijn favoriete boek had mogen vertolken in het theater!
Een andere auteur waar ik verschrikkelijk fan van werd in groep acht was Simone van der Vlugt. Zij schreef, naar mijn gevoel, net iets moeilijkere boeken. De leerkrachten waren het er niet altijd mee eens dat ik altijd historische fictie koos in de bibliotheek, maar ik vond het fantastisch. Ik kan met trots zeggen dat ik al haar C-jeugdboeken meerdere malen heb gelezen, al had ik altijd enkele favorieten. De verhalen die zich in Frankrijk afspeelden (Jehanne en de Guillotine) bleven voor altijd in mijn hart. Twee jaar geleden kwam dan ook mijn droom uit, toen ik de kathedraal in Reims bezocht. In het verhaal van Jehanne was ik geïntrigeerd door de relatie tussen de (toekomstige) koning van Frankrijk en Jehanne, het boerenmeisje uit Domremy. Het moment dat ik voor het altaar van de kathedraal stond, waar al die jaren geleden Jehanne de koning kroonde, was dan ook een magisch moment.
Vele jaren na mijn introductie met geschiedenis heb ik het nog steeds niet losgelaten. Ik durf met enige zekerheid te beweren dat zeker zeventig procent van mijn boekenkast bestaat uit historische boeken, in het bijzonder boeken over de Tudor periode van Engeland. In het laatste jaar van het vwo heb ik onderzoek gedaan naar de invloed van Mary Stuart, koningin van Schotland, op de Europese politiek van de periode. Hiervoor heb ik minimaal vijf Engelse boeken uitgespit om zoveel mogelijk over deze vrouw te weten te komen. Tevens heb ik een ietwat overdreven interesse voor de vrouwen van Henry VIII. Mijn boekenkast staat dan ook vol met boeken van historici als Alison Weir.
Elk jaar houd ik trouw mijn lijst bij van gelezen boeken op de website Goodreads. Hier kan je ook boeksuggesties krijgen op basis van eerder gelezen werk en de boeken recenseren. Ik vind het heel leuk om mijn mening te geven over de boeken. Momenteel ben ik bezig in de Outlander serie van Diana Gabaldon. Elk boek bestaat uit ongeveer 2600 bladzijden op mijn e-reader, maar hier kan ik alleen maar van genieten! Hoe meer tekst, hoe beter het is. Ik denk bovendien dat deze interesse nog steeds voortkomt uit mijn obsessie met Kruistocht in Spijkerbroek. Het tijdreizen thema heb ik nooit helemaal losgelaten.
Ik denk dat de kinderen van nu nog steeds erg veel bezig zijn met boeken kiezen, die bij hun interesses en voorkeuren passen. Ongetwijfeld zijn er nog steeds kinderen even obsessief over de boeken van Thea Beckman of de Kippenvel series. Echter zijn deze boeken al een tijdje geleden geschreven en zal er minder reclame over gemaakt worden. Waarschijnlijk zijn ze nog wel te vinden op de boekenzolders van basisscholen, maar op de televisie zal je ze niet meer tegenkomen.
Ik denk dat social media en televisiereclames een grote rol kunnen spelen in de boekenkeuze van kinderen. Meer dan het bij mijn generatie deed, aangezien dat vrijwel niet bestond. In mijn groep vijf van vorig jaar viel het mij op dat kinderen snel schrikken van de dikte van boeken. Vaak kiezen ze dan de dunste boekjes, zonder naar het onderwerp te kijken. Dit herken ik niet van mijzelf, omdat ik eerder naar het onderwerp en de kaft keek van het boek, dan naar de dikte. De boeken met veel plaatjes van bijvoorbeeld Geronimo Stilton waren ook veel in trek. Deze verhalen interesseerden mij nooit zo; ik hield enorm van het geschreven woord en was geïnteresseerd in de functie van geschreven taal.
Ik heb inmiddels een neefje van zes jaar en een nichtje van twee. Deze lees ik graag voor als ik bij mijn zus ben, waardoor ik veel kinderboeken en auteurs heb leren kennen. De jongste is dol op de prentenboeken van Loes Riphagen en de verhalen van Julia Donaldson.
De oudste heeft net leren lezen en is net als ik vroeger was, ontzettend geïnteresseerd in geschiedenisverhalen. Hij is dol op bijvoorbeeld Raveleijn van Paul van Loon. Hij houdt van avontuur, spanning en sensatie. We hadden een leuk griezelboek voor hem gekocht, maar hij vond het helaas te eng om naar te luisteren! Niet zo stoer dus als zijn tante en moeder.
Vroeger baseerde ik mijn boekkeuze altijd op het onderwerp van de boeken, maar las ook de boeken die mij aangeraden werden door mijn ouders en broer/zus. Inmiddels ga ik met mijn neefje de bibliotheek in om boeken uit te zoeken, waar ik enkele boeken aan hem aanraadt. Zijn moeder is leerkracht, dus die heeft ook veel inbreng in de boeken die hij leest.
Ik denk dat familieleden en/of leerkrachten ook veel invloed hebben op de keuzes die een kind maakt. Zoals eerdergenoemd zal social media hier ook een rol in spelen. Denk bijvoorbeeld aan de reclames van Paul van Loon op YouTube.
Even een terugblik op de jeugdliteratuur. Toen ik eenmaal had leren lezen ging er een grote wereld voor mij open. Er waren zoveel verhalen te lezen, paden te bewandelen en personages om te leren kennen. Er was ineens de mogelijkheid ontstaan om je wereld te verbreden en je ogen te kunnen openen voor andere (leef)situaties.
Jeugdliteratuur kan verschillende functies hebben, waar je je pas op een latere leeftijd bewust van wordt. Vaak spelen de functies door elkaar heen, bijvoorbeeld historische fictie.
Er worden zes functies voor jeugdliteratuur onderscheiden: (Van Coillie, 2007)
- De ontspannen functie
Kinderen willen genieten en opgaan in het verhaal. Door het lezen van boeken voelen ze zich goed en zoals de functie al zegt, ontspannen. - De creatieve functie
Boeken moeten de fantasie van kinderen stimuleren, bijvoorbeeld door middel van fantasieverhalen of sprookjes - De emotionele functie
Kinderen krijgen inzicht in gevoelens van een ander en leren emoties te verwerken - De informatieve functie
Kinderen willen iets te weten komen over een bepaald onderwerp en zijn nieuwsgierig. Denk bijvoorbeeld aan spreekbeurten of historische gebeurtenissen, verwerkt in fictie - De opvoedende functie
De boeken helpen kinderen een mening te vormen en leren de normen en waarden van de maatschappij - De esthetische functie
Dit is een bijzondere functie, dit houdt in dat kinderen graag naar bijvoorbeeld mooie prenten kijken of zich kunnen verwonderen over mooi taalgebruik in een boek
Elk kind heeft natuurlijk ervaringen met alle functies van jeugdliteratuur, ondanks dat ze dit zelf niet beseffen. Ik hield destijds ook al enorm van historische fictie. Dit is bijvoorbeeld interessant, omdat hierin twee verschillende functies aan bod komen.
Je leert over een bepaalde tijd, plaats of ruimte (informatieve functie), terwijl je geniet van het verhaal. (Ontspannen functie) Een voorbeeld hiervan is Geef me de ruimte van Thea Beckman. Een goede schrijver kan dus gebruik maken van verschillende functies. Ik denk ook dat bijzonder veel boeken iets doen met de opvoedende functie. Dit hoeft er niet per se bovenop te liggen. Subtiel geschreven boeken geven vaak al boodschappen mee waarin normen en/of waarden verstopt zitten, die kinderen zich op deze manier snel eigen maken. Op zo’n moment beseft een kind niet eens dat hij verwikkelt zit in een bepaalde functie.
Eentje die je er makkelijk uitpikt is de informatieve functie. Deze wordt veel gebruikt in bijvoorbeeld kinderencyclopedieen. Kinderen gebruiken dit soort boeken veel om hen te ondersteunen bij bijvoorbeeld spreekbeurten of werkstukken in de bovenbouw.
Ruim tweeduizend en achthonderdwoorden verder heb ik nog niet veel geschreven over mijn ervaringen met literatuur op de middelbare school. Zoals eerder genoemd ben ik echt een ‘’taalpersoon’’ en heb ik nooit met tegenzin een boek gelezen. Van veel klasgenoten hoorde ik dat zij gedemotiveerd raakten door het lezen van verplichte literatuur in de onder- en bovenbouw van de middelbare school. Hier heb ik persoonlijk geen ervaring mee, met genoegen las ik boeken als Les Miserables en Les Trois Mousquetaires voor het vak Frans.
Menigeen verklaarde mij voor gek, maar ik ben van mening dat je altijd moet worden uitgedaagd door boeken. Natuurlijk had ik kunnen kiezen voor makkelijkere boeken, maar door mijn grenzen te verleggen verhoogde ik mijn leesniveau. Zodoende kwam ik aan het einde van de middelbare school terecht in ongeveer niveau zes van literaire ontwikkeling.
Voor mijn diploma vwo moest je uitkomen op ongeveer niveau vijf, maar ik ben van mening dat ik dat niveau ontstegen ben na de vijfde klas. Met trots leverde ik mijn ellenlange leesdossier in en ontving ik een hoog cijfer voor mijn mondeling literatuur. Ik vond het fantastisch om over alle boeken te praten die ik de afgelopen zes jaar gelezen had.
Eerlijk gezegd zou ik mij het liefst willen scharen onder niveau 5.5, als deze zou bestaan. Ik heb verschillende boeken gelezen van niveau 5 (Multatuli, Een nagelaten bekentenis, Gysbreght van Aemstel) maar kan mij beter vinden in de kenmerken van niveau 6.
Bijvoorbeeld de volgende kenmerken van de website lezenvoordelijst.nl:
- vraagt soms ook specialistische kennis van literair-historische context
- kan impliciete verwijzingen bevatten naar klassieke motieven (de Bijbel, mythologie)
Bovendien herken ik mijzelf ook in bepaalde kenmerken van niveau 6 lezers:
- gedreven, ambitieuze lezer van literatuur, kent veel teksten uit de wereldliteratuur
- vindt het interessant om eigen leeservaringen uit te wisselen met experts
Praktisch alle van de lezerskenmerken die genoemd staan bij niveau 5 vind ik ook bij mij passen. Dit zijn de kenmerken die genoemd worden op de website:
- heeft belangstelling voor literaire klassiekers en belangrijke schrijvers
- is geïnteresseerd in de achtergronden en literair-historische context van een boek
- heeft oog voor de literaire stijl en kan daarvan genieten
- legt binnen de tekst verbanden op meerdere niveaus
- brengt het boek gemakkelijk in verband met andere media en de wereld buiten de tekst
- vindt het leuk en uitdagend om zich te verdiepen in taal, literatuur en cultuur
Samengevat zou ik mijzelf graag willen scharen onder zelfbedacht niveau 5.5. Ik heb meer plezier in het lezen van boeken van niveau vijf, maar zou zeker niet onderdoen voor titels uit de moeilijkere categorie. Bovendien vind ik het heel erg interessant om boeken te plaatsen in een literair-historische context en de verwijzingen naar klassieke motieven te ongoochelen uit boeken. Dit laatste heb ik zelfs in het Frans gedaan tijdens het lezen van Les Miserables van Victor Hugo. Geschreven zijnde in de negentiende eeuw, bevatte dit boek ontzettend veel verwijzingen naar de oude klassieken. Bovendien moest je, om het boek compleet te begrijpen, toch wel enige kennis hebben van de wereldlijke situatie tijdens de periode 1810-1835. Hier haalde ik onwijs veel plezier uit!
Zoals eerder genoemd vind ik het leuk om boeken te recenseren en de recensies uit te wisselen met andere lezers. Hoe gaaf zou het dan ook zijn om deze uit te wisselen met experts! Misschien zal dat in de toekomst nog een keer gaan gebeuren.